De nieuwe versie van de ‘Children, Youth persons and their families Act New Zealand’ uit 1989, geeft gezinnen en families in Nieuw Zeeland het wettelijk recht om gezamenlijk een plan te bedenken als alternatief voor een dreigende uithuisplaatsing van een kind. Family Group Conferences (FGC), in Nederland bekend onder de naam ‘Eigen Kracht Conferenties’ (EK-c), komen voort uit en sluiten goed aan bij de tradities van de oorspronkelijke bevolking van Nieuw Zeeland: de Maori’s . Zij hebben evenals andere tribale leefgemeenschappen zoals de Eskimo’s in Alaska, van oorsprong een sterke familieverband. Problemen in gezinnen worden binnen de familie opgelost. Families bereiken consensus en maken zichzelf (mede)verantwoordelijk voor de oplossing van het probleem.
Bovengenoemde wet maakt het in Nieuw Zeeland mogelijk dat de familie als eerste besluiten neemt over de toekomst van een kind. In vakjargon noemen we dit empowerment: het mobiliseren van reeds aanwezige krachten. Niet de overheid of haar instituties, maar de burger heeft zeggenschap om oplossingen te bedenken voor problemen met kinderen in gezinnen. Daarmee is er in Nieuw Zeeland sprake van een belangrijke paradigmawisseling. De expertise van de social worker is niet doorslaggevend, maar de visie en de kennis van de betrokken familieleden. De opstelling van de social worker is primair dienstverlenend. Deze gedachte ligt ten grondslag aan FGC en is verder uitgewerkt door Mike Doolan, voorheen werkzaam als Chief social worker voor de regering van Nieuw Zeeland. Na de succeservaringen met FGC in Nieuw Zeeland verspreidde FGC zich razendsnel over de andere continenten. Zo ook naar Nederland, waar Rob van Pagée in 2001 FGC introduceerde onder de naam Eigen Kracht Conferentie. Uit de eerste onderzoeksresultaten naar het effect van Eigen Kracht Conferenties in Nederland, mag worden geconcludeerd dat het veelal succes oplevert. Uit een metastudie van Martin Schuurman uit 2011 naar de effecten van EK-c in Nederland blijkt dat succes, uit de volgende gegevens:
• 95% van de conferenties wordt afgesloten met een door BJZ/MEE goedgekeurd plan.
• 80% van de gemaakte afspraken komt voor rekening van de familie.
• Betrokkenen scoren gemiddeld 7.5 in de mate van tevredenheid.
• In 70% van de gevallen is sprake van een verbetering van de situatie, bij 15% bleef de situatie ongewijzigd en slechts bij 5% was er sprake van een verslechtering.
• In de meeste gevallen werd een thuisplaatsing gerealiseerd of werd stabiliteit in de verblijfplaats van het kind gerealiseerd.
• Er werd minder zware hulp ingezet.
• Het vertrouwen van de professional in de familie nam toe.
• Op de onderdelen veiligheid en welzijn van de jeugdige presteert EK-c even goed als de traditionele werkwijze
• Eigen Kracht Conferenties hebben een kostenbesparend effect.
Bij Eigen Kracht Conferenties wordt gebruik gemaakt van een neutrale, niet uit de professionele (jeugd)zorg afkomstige voorzitter. De voorzitter kijkt in overleg met het betrokken gezin welke personen uit het netwerk worden uitgenodigd om aan de conferentie deel te nemen/mee te doen. Ook professionals en deskundigen kunnen worden uitgenodigd. Zo kan een gezinsvoogd bij de start gevraagd worden om uit te leggen aan welke veiligheidseisen moet worden om het kind in het gezin te laten opgroeien. Uiteindelijk is het aan de deelnemers om een plan op te stellen, waarin de taken en verantwoordelijkheden zijn geregeld.
Tot nu toe heeft FGC in Nederland een wat moeizaam implementatietraject afgelegd. De tegenkrachten zijn blijkbaar groot in een land dat mondiaal hoog scoort op het gebied van pedagogische staatsbemoeienis en aantal uithuisplaatsingen. Wel worden er van FGC afgeleide proceselementen toegepast in de jeugdzorg. Met name binnen de pleegzorg zijn er aanwijsbare effecten aanwezig van de op empowerment gebaseerde FGC gedachten. De opkomst van de netwerkpleegzorg in Nederland – in tien jaar tijd meer dan verdubbeld – heeft daarin zijn wortels. Waar in de periode voor de wijzigingen in de wetgeving rond ondertoezichtstelling (OTS) uit 1994 de kinderrechter nog uiterst terughoudend was om kinderen bij opa en oma, de ouders van 'de falende vader of moeder' te plaatsen, volgen alle pleegzorginstellingen in 2013 het beleid om in geval van een noodzakelijke uithuisplaatsing allereerst de mogelijkheden binnen het (familie)netwerk te onderzoeken. Bekend zijn de schrijnende verhalen van grootouders die in het verleden door jeugdzorg werden gepasseerd bij de vraag wie er tijdelijk of langdurig voor een kind kon zorgen. Het is vooral aan het pionierswerk van mensen als Riet Portengen en Mirte Loeffen te danken, dat deze radicale omslag in de jeugdzorg in Nederland heeft kunnen plaatsvinden.
Desalniettemin is er nog een lange weg te gaan, want in tegenstelling tot Nieuw Zeeland ontbeert de Nederlandse wetgeving nog altijd het fundamentele recht van families om als eerste een plan op te stellen. Wel is er bij amendement aan de nieuwe wet op de jeugdzorg toegevoegd dat de familie moeten worden geraadpleegd, maar dat gaat beduidend minder ver dan families het recht toevertrouwen om een plan op te stellen en daar ook verantwoordelijkheid voor te dragen.
Mogelijk krijgt FGC nu echter een nieuwe kans bij de transitie van de jeugdzorg naar de gemeentelijke overheid. De gedachte om beslissingen over bijvoorbeeld de veiligheid van kinderen bij direct betrokkenen te leggen, gedijt beter in een cultuur van kleinschaligheid. Bovendien, en dat is in tijden van crisis voor bestuurders een aangenaam geluid, is toepassing van het FGC aanzienlijk goedkoper dan de traditioneel werkende professionele jeugdzorg. Het kan geen toeval zijn dat dit boek, een bundeling van 21 internationale artikelen onder eindredactie van René Clarijs en Thijs Malmberg, juist rond deze transitie is verschenen. De meerderheid van deze artikelen verscheen eerder in het tijdschrift 'Jeugdbeleid' dat in januari 2012 een themanummer aan Eigen Kracht besteedde. Omdat het, in het kader van deze recensie, ondoenlijk is bij alle bijdragen uitgebreid stil te staan, beperk ik me tot een selectie.
Mike Doolan, grondlegger van Family Group Conference in Nieuw Zeeland, blikt in zijn bijdrage vooruit op de ontwikkeling van FGC in Nederland. De Nederlandse jeugdzorg, aldus Doolan, heeft nog altijd de neiging om de verantwoordelijkheid voor de hulp aan een kind naar zich toe te trekken. Veelbelovend noemt hij de ontwikkeling in de provincie Overijssel waar een aantal jeugdzorginstellingen een gemeenschappelijk document hebben ondertekend, dat hen verplicht om FGC in te zetten. De ontwikkeling van FGC in Nederland wordt vertraagd doordat de traditionele jeugdzorg een andere waardeoriëntatie hanteert, aldus Doolan. Rob van Pagée sluit daar in zijn bijdrage op aan en wijst in zijn artikel te op de gunstige resultaten die met Eigen Kracht Conferenties in Nederland zijn behaald. In negen van de tien cases lukt het de familie om een plan op te stellen dat in kracht en uitvoerbaarheid niet onder doet bij het plan van de professional. Eigen Kracht Conferenties zijn met succes toegepast in situaties waarin huiselijk geweld en/of schuldsanering en huisuitzetting speelden.
FGC beperkt zich niet tot jeugdzorg, maar, zo blijkt uit andere bijdragen in deze bundel, wordt ook succesvol toegepast in andere sectoren zoals ouderenzorg, vrouwenhulpverlening en de GGZ. De positie van de social worker verandert van die van expert naar degene die burgers activeert. Essentieel is het mandaat dat de betrokken familieleden krijgen om beslissingen te nemen en daar verantwoordelijkheid voor te dragen. De overheid dient primair te kijken naar wat de ouders nodig hebben, om dit vervolgens te kunnen faciliteren.
Hans van Ewijk bepleit ‘professionele vriendschap’ als kern in de jeugdzorg. In een complexer wordende maatschappij neemt de zorgconsumptie toe. Er wordt meer beroep gedaan op het speciaal onderwijs, maar ook het aantal gedetineerden neemt toe. Welzijnswerk dient mensen primair in staat te stellen om de eigen verantwoordelijkheid (?) jegens anderen waar te maken. De staat moet mensen stimuleren tot actief burgerschap. René Clarijs beschouwt het fenomeen Eigen Kracht onder meer vanuit de driehoek markt-burger-staat. De huidige trend om het welzijnswerk te baseren op het model van de open markt, wijst hij af. Welzijnswerk is geen product, maar een vorm van dienstverlening. Waar langere tijd de staat boven aan de driehoek markt-burger-staat heeft gestaan, komt die plaats nu toe aan de burger. Ted Wachtel sluit daar op aan in zijn pleidooi voor 'restorative practices' in het welzijnswerk: het streven om de betrekkingen tussen familieleden te herstellen en hen de controle terug te geven. Daar waar de wereld lijdt aan een gebrek aan onderlinge banden, draagt FGC bij aan een hernieuwd gevoel van saamhorigheid en onderlinge solidariteit. De professional moet de oplossing van het probleem niet overnemen van de familie, maar primair luisteren en vragen stellen, en op deze wijze de interesse in de familieleden te laten zien.
In hun bijdrage, gebruiken Burns, Ee en Fruchtel het begrip 'kolonialisme' van de Duitse filosoof Habermas, om aan te tonen dat systemen en systeemeisen de wereld van mensen binnendringen. Volgens de auteurs reageren instituten als Bureau Jeugdzorg (BJZ) primair vanuit een juridisch kader op problemen in gezinnen, en niet of nauwelijks vanuit solidariteit of betrokkenheid. In plaats van ouders te ondersteunen in hun opvoedingsverantwoordelijkheid, bepalen instituties hoe een goede opvoeding er uit moet zien. Empowerment, zoals in Eigen Kracht Conferenties, kan dit proces doorbreken.
The Quiet Revolution beschrijft een goede tussentijdse balans waar het gaat om visie, werkwijze en implementatie van FGC in Nederland. Jammer van deze bundel is dat er veel overlap is tussen de verschillende afzonderlijke bijdragen.
Toen ik een medewerker van BJZ vroeg naar zijn bekendheid en ervaring met FGC, antwoordde deze dat het relatief vaak gebeurt dat ouders en/of kinderen zelf niet willen dat er een beroep werd gedaan op het familie- of sociale netwerk. Een interessant thema, dat helaas in deze bundel geen aandacht krijgt.
De stille revolutie van de eigen kracht van families heeft de Nederlandse jeugdzorg nog niet veroverd. Een revolutie lijkt niet zo te gedijen op onze poldergrond. Liever strooien we nog wat extra protocollen uit over de toch al geparentificeerde werkers in de jeugdzorg. Na de tragische dood van Savanna in 2004, leek het er even op dat niet de moeder en haar vriend de peuter om het leven hadden gebracht, maar de betrokken gezinsvoogdes. BJZ is verbureaucratiseerd tot een instelling, waar de angst om als schuldige te worden aangemerkt regeert. Dat is de schaduwkant van een beleid dat de verantwoordelijkheid van burgers, familie en hun netwerken afpakt. De kans is groot, dat dit lot ook de Centra voor Jeugd en Gezin, als 'nazaten' van de Bureaus Jeugdzorg gaat treffen, tenzij de revolutie alsnog plaats vindt en ouders, kinderen en families het wettelijk recht verkrijgen om allereerst zelf een plan op te stellen, met het recht om bij de uitvoering van dat plan te kunnen rekenen op ondersteuning van een betrokken professional.
Gé Haans
The Quiet Revolution (2012).
Aggrandising people power by Family Group Conferences
Redactie René Clarijs & Thijs Malmberg
Amsterdam, Uitgeverij SWP.
ISBN 978 90 8850 372 6.
248 pagina’s
€ 34,50