Het kan je als ouder overkomen dat je onverwacht en onvoorbereid in een tienminutengesprek te horen krijgt dat het niet goed gaat met je kind op school, dat de leerkracht dit wijt aan de opvoedingssituatie thuis en dat je het verzoek krijgt om op zoek te gaan naar een andere school. Een onderwijskracht zou zich na het lezen van dit boek niet meer schuldig mogen maken aan deze vorm van miscommunicatie met ouders. Dat is in ieder geval de intentie van de beide auteurs van dit boek, Rik Prenen en Maurits Wysmans, die allebei hun sporen hebben verdiend binnen het onderwijs in Vlaanderen. De verbindende communicatie is de rode draad in hun boek. Dat is een manier van communiceren waarbij partnerschap en samenwerking worden nagestreefd tussen in dit geval onderwijskracht en ouders. Voor die verbindende communicatie putten de auteurs uit het gedachtegoed van de systeem- en communicatietheorie en de oplossingsgerichte benadering. Zo wordt in een van de eerste hoofdstukken Watzlawick van stal gehaald met een toelichting op de betekenis van inhoud en relatie, digitale versus analoge communicatie, symmetrische versus complementaire relaties, de betekenis van interpunctie enzovoort. In de daarop volgende acht hoofdstukken worden thema’s aangesneden die in het overleg met ouders van belang zijn. Ouders vragen zich vaak af of het gedrag van hun kind wel of niet normaal is. Dan is het van belang dat de leerkracht de juiste vragen stelt om zicht te krijgen op de aard van de gesignaleerde problematiek. Prenen en Wysmans noemen dat maatgevende, dan wel taxerende communicatie. Ze wijzen op het fenomeen van ‘confirmation bias’, ofwel de neiging om vooral bevestiging van een hypothese te zoeken en tegenargumenten, bijvoorbeeld van de ouders, te verwaarlozen. Die neiging ligt mede ten grondslag aan de explosieve stijging van het aantal kinderen dat met ADHD, ODD/CD en PDD-NOS wordt aangemeld. Kinderen met problemen vallen eerder op, want onze kennis is toegenomen en beter toegankelijk geworden, met als keerzijde een toenemende etikettering en problematisering, aldus de auteurs.
Ouders vinden het belangrijk om goed op de hoogte te zijn van hoe het met hun kind op school gaat. Daarom is de manier waarop de professional hierover met ouders praat van groot belang. De auteurs leggen uit hoe je dit doet. Duidelijk is dat zij zich hebben laten voeden door het Leuvense model gezinsgerichte pedagogische hulpverlening van Walter Hellinckx. Daarin gaat het om de juiste manier van invoegen en toevoegen. Inzicht verwerft de professional door actief te luisteren en vanuit een niet-weten houding na te gaan hoe het gezin de problemen ervaart.
Van belang is ook dat de onderwijskracht oog heeft voor haalbare en passende adviezen. Ouders zitten als hulpvragers in een kwetsbare positie en er is angst dat anderen de opvoeding gaan overnemen. Het gevaar van professionele betweterigheid ligt op de loer. Het onderwerp ‘kinderen’ maakt je als professional emotioneel betrokken, waardoor de neiging ontstaat om te oordelen zonder dat de visie van ouders afdoende is geëxploreerd. Behalve een conclusie, moet je ouders ook perspectief bieden. Je moet ze vroegtijdig betrekken bij de probleemanalyse en ze tot partner maken bij de totstandkoming van de diagnose.
Omgaan met verschillen in perceptie is een ander thema dat de auteurs aansnijden. Waar ligt de oorzaak van het probleem? Hoe kijk je tegen weerstand bij ouders aan? Kun je die ook zien als betrokkenheid? Focus niet enkel op problemen. Kijk nadrukkelijk naar wat goed gaat.
Hoe voer je een slechtnieuwsgesprek met ouders en op welke wijze zijn visieverschillen te overbruggen? De auteurs maken bij het beantwoorden van al deze vragen dankbaar gebruik van technieken uit de oplossingsgerichte benadering: zelfonthulling, spiegelen, samenvatten en parafraseren, heretiketteren, stellen van open vragen, de wondervraag, complimenteren enzovoort. Ze bepleiten de toepassing van een outcome design strategie: het voortdurend op zoek blijven gaan naar de hulpbronnen die ouders zelf gebruiken met als doel het bewerkstelligen van gedeelde zorg, volgens de ideeën van Steve de Shazer en Isoo Kim Berg, grondleggers van de oplossingsgerichte benadering. Ten slotte presenteren de auteurs nog twee casussen van een overleg tussen een leerkracht en de ouders van een zorgenkind. In de kantlijn geven zij hun commentaar op de wijze waarop het gesprek verloopt.
De auteurs beogen met dit boek een lans te breken voor meer begrip voor ouders met zorgenkinderen, voor meer deskundigheid in het spreken met ouders en voor meer perspectiefgericht samenwerken. Naar mijn mening zijn zij in deze opdracht geslaagd.
Praten met ouders is een waardevol boek voor iedereen die vanuit het onderwijs in contact staat met ouders. Dat geldt voor de leerkracht, de leerlingenbegeleider en de directeur. De heldere voorbeelden maken het boek ook geschikt om in beroepsopleidingen te gebruiken. Voor vergelijkbare beroepsgroepen – pedagogisch medewerkers, ambulant gezinsbegeleiders, pleegzorgwerkers – heb ik echter een voorkeur voor het boek van Arjan Bolt, Het gezin centraal. Handboek voor ambulante hulpverleners. Dit werk is inmiddels een klassieker. Dit eveneens op de oplossingsgerichte benadering gebaseerde boek is meer toegesneden op gezinsbegeleiding en methodisch meer uitgediept. Maar dat boek mist wel de taalkundige elegantie van Praten met ouders. Een stoet van prachtige uitdrukkingen (‘Jouw haring bakt nog niet’, ‘Op dezelfde nagel blijven kloppen’, ‘Het geweer van schouder doen veranderen’) zul je in Het gezin centraal niet vinden.
Praten met ouders staat vol met intrigerende gezegdes en fraaie citaten (‘Je moet als vader de kunst verstaan veel tijd te verliezen om er later veel te winnen’, naar J.J. Rousseau) zoals het Vlamingen betaamt. Klinkt er dan enkel tromgeroffel bij het beschouwen van dit boek? Niet helemaal. Storend vond ik de opeenstapeling van herhalingen/samenvattingen die sommige hoofdstukken ontsieren. Datzelfde effect van herhaling wordt bewerkstelligd door de niet altijd logische structuur van de hoofdstukindeling. Ik zou beide auteurs willen uitnodigen om hier bij een eventuele herdruk nog eens kritisch naar te kijken.