Voor ouderbegeleiders & opvoedondersteuners

[Column 22/2] Beter dan de buurvrouw

Oké, ik geef het toe. Ik knap op van de opvoedproblemen van mijn vriendinnen. Want zeg nou zelf: als mijn vriendin om 14.00 uur nog in haar pyjama loopt, omdat ze nérgens aan toekomt met haar veeleisende baby, dan valt het met mij best mee. Ik doe om 11.00 uur al mijn eerste bakkie koffie. Aangekleed. Of neem mijn andere vriendin. Haar baby die wordt nog vijf keer per nacht wakker. Als ik dat hoor, voel ik me opeens een gezegend mens met mijn baby, die zich ’s nachts twee keer meldt voor een fles, en daarna rustig doorslaapt.

En ja. Ik lever graag kritiek op hoe andere ouders het doen. Laatst nog. We waren een weekendje weg met vrienden. Op de terugweg bespraken mijn man en ik het opvallende gedrag van hun zoontje: ‘Die jongen is een partijtje druk zeg. En snel boos als hij zijn zin niet krijgt.’ En over onze vrienden: ‘Ze pakken hem ook niet echt aan als hij brutaal is. Ik zou het niet accepteren als die van ons zich zo zouden misdragen.’ Wat waren we weer tevreden met onszelf.

En dat is nog niet alles. Het schept ook een band om samen met andere ouders verontwaardigd te zijn over hoe anderen het doen. Zo praat ik op het schoolplein weleens met ouders over ‘de moeder van x’. ‘Ze grijpt haar zoon soms heel hard vast. ‘Wát een mens,’ hoorde ik mezelf laatst zeggen tegen een andere moeder.

Toch voelt het niet helemaal lekker. Op zoek naar een verklaring voor mijn gedrag lees ik in het tijdschrift Ouderschapskennis over een enquête uit 2008 van het tijdschrift J/M. Eén van de uitkomsten is dat de meeste ouders vinden dat zij betere opvoeders zijn dan de buren. Margreth Hoek en Hanneke Miley vertellen in hun artikel voor Ouderschapskennis waarom dit zo is: ‘Het geeft ouders een goed gevoel. Het helpt ze om hun eigen kwetsbaarheid als ouder het hoofd te bieden.’ Het vertrouwen in je eigen ouderschap groeit dus als je het beter doet dan de buurvrouw. Tot mijn schaamte herken ik dat het inderdaad comfortabel voelt om het niet te hebben over mijn eigen onzekerheden als ouder.

Als we oordelen over andere ouders maken we daarmee de samenleving minder veilig voor ouders. De buurvrouw waarover ik oordeel, doet dat namelijk óók over mij. Naar wie kunnen we toegaan met onze twijfels en angsten over opvoeden als we het risico lopen om veroordeeld te worden? Het groepje gelijkgestemden wordt steeds kleiner. En het ouderschap is al zo ingewikkeld.

Een week later drink ik koffie met een vriendin. Ze vertelt over haar nichtje van vier. Op een familie-etentje at ze alleen als haar moeder haar voerde. Ik reageer verontwaardigd als mijn vriendin vertelt dat deze schoonzus ook nog steeds het eten voor haar dochtertje prakt. ‘Nee joh, dat méén je niet?,’ hoor ik mezelf zeggen. Ik denk aan mijn goed etende zoon van vier. Ik voel me trots. Op mezelf.

Oh nee, solidair zijn! Even opnieuw. ‘Hoe is dat voor je schoonzus om elke avond zo’n strijd te moeten leveren? Het lijkt me verdomd lastig. Als moeder wil je dat je kind goed eet. En dan die blikken van de familie. Wat moet zij zich ongemakkelijk hebben gevoeld.’

En wat volgt, is een leuk gesprek over de ongemakkelijke situaties waarin we zelf als moeder soms verzeild raken.

Dát ga ik vaker doen.


Maartje van Amsterdam is docent Social Work Hogeschool Leiden, trainer, gezinsbegeleider.
Mail: amsterdam.m@hsleiden.nl