Voor ouderbegeleiders & opvoedondersteuners

Recensie 'Wolfskwint'

'Wolfskwint: De geschiedenis van een gestoord gezin' door Bibi Dumon Tak | Athenaeum-Polak & van Gennip 2013 | ISBN 9789025300364 | 208 pagina’s | Recensie door Gé Haans


Bibi Dumon Tak is kinderboekenschrijfster. ‘Wolfskwint’ schreef ze voor volwassen lezers. Zij liet zich daarbij vooral inspireren door de geschiedenis van Steffie Mons, een van de eerste vrouwelijke pianostemmers in Nederland. De titel van het boek verwijst naar het beroep van de hoofdpersoon. Een wolfskwint is een zeer specifieke toonsoort in het pianospel.

Steffie Mons groeit in de jaren vijftig van de vorige eeuw op, samen met haar oudere zusje en jongere broertje, in een gezin waarin de verhoudingen tussen vader en moeder ernstig zijn verstoord. Het eerste beeld dat ze zich herinnert is dat van haar moeder die de sierlijke suikerpot naar haar vaders hoofd gooit. Vader rent daarop bloedend en schreeuwend de straat op en even later wordt haar moeder afgevoerd naar een gekkenhuis. Het was weliswaar niet de eerste, maar wel de laatste keer dat ze werd opgenomen. Tot haar dood zou haar moeder in het gesticht blijven. Steffie blijft bij haar vader wonen en neemt, mede door diens drukke baan, als vanzelfsprekend alle zorgtaken van het gezin op haar nog smalle schouders. Ze wordt hier uiteindelijk van ontheven door de komst van een stiefmoeder.

Pas na de dood van zowel haar vader als haar moeder is Steffie in staat de geschiedenis van haar gezin van herkomst en daarmee van zichzelf te reconstrueren. Het motief daartoe komt vooral voort uit de problemen die zij ondervindt, specifiek in de relatie met haar partner. Ze ervaart een onvermogen op het gebied van intimiteit (‘mijn lichaam was een ongekoesterd object’) en uiteindelijk loopt haar huwelijk stuk. Bij de reconstructie van de gezinsgeschiedenis krijgt Steffie hulp van een non die werkzaam was in het gesticht in de tijd dat haar moeder daar verbleef en van Gerrit, de muziektherapeut van ‘Waldenberg’, zoals deze instelling in het boek heet.

Steffie krijgt het dossier van haar moeder in handen en komt tot de gruwelijke ontdekking dat haar moeder voornamelijk door toedoen van de andere gezinsleden in ‘Waldenberg’ verbleef. Haar vader manipuleerde de hulpverleners en diskwalificeerde zijn vrouw. Weekenden die moeder thuis mocht doorbrengen, werden steevast vroegtijdig beëindigd omdat moeder zich naar het oordeel van vader verward en agressief zou gedragen. Geen van de gezinsleden, zo vermelden de dossierstukken, zou haar aanwezigheid in het gezin wensen. De brieven die moeder naar haar kinderen stuurde, werden niet geopend, laat staan beantwoord. Slechts één keer, en dan nog op aandringen van de begeleidster van haar moeder, besloot Steffie een kaartje naar haar moeder te sturen. Dat kaartje vindt Steffie terug in het dossier. Haar moeder heeft het altijd bewaard. Achteraf voelt zij zich schuldig tegenover haar moeder, maar zo verdedigt ze zichzelf: ‘het was veiliger de kant van mijn vader te kiezen dan de kant van een wrak’ en ‘Als kind kies je in zo’n situatie voor de sterkste omdat die je het beste kan beschermen’. Gaandeweg de ontboezemingen en dan vooral het feit dat haar vader een heimelijke relatie had met de dochter van haar stiefmoeder, realiseert Steffie zich dat ze ‘op het verkeerde paard heeft gewed’ en dat ze heeft bijgedragen aan de ondergang van haar moeder. ‘Ik heb er al die jaren alles aan gedaan mijn moeder te verliezen en toen ik besefte dat ik haar verloren had, wilde ik haar terug’. Zo kantelen in de loop van de geschiedenis de loyaliteiten. Steffie reconstrueert het beeld van haar moeder: een vrouw die zich niet onder liet sneeuwen, maar die ook geslachtofferd werd door het hulpverleningssysteem in een tijd, waarin de hulpverlening zich niet verdiepte in de gezinsverhoudingen. Maar voor een daadwerkelijk herstel van de verhoudingen is het te laat. Niet alleen zijn beide ouders dood, ook de contacten tussen Steffie en de andere twee kinderen zijn inmiddels verbroken, al kan zij dat laatste inmiddels relativeren: ‘Eens hebben we elkaar hard nodig gehad’.

Wolfkwint is het ontluisterende verhaal over een dysfunctioneel gezinssysteem. Ranne Hovius die Wolfskwint besprak in de Volkskrant concludeert dat vergeleken met 1958, het jaar dat Steffies moeder werd opgenomen, er anno 2014 anders wordt gedacht over de ontwikkelingskansen van kinderen die opgroeien in een vergelijkbare gezinssituatie. Onder invloed van Bowlby’s hechtingstheorie is het inzicht ontstaan dat in een gezinssituatie als die van Steffie het risico groot is op de ontwikkeling van een onveilige gehechtheid. Hovius legt in dit kader een verband met de opkomst van KOPP groepen: kinderen van ouders met psychiatrische problemen. De jeugdzorg en de GGZ van nu zullen het effect van een dergelijk gezinsklimaat op de ontwikkeling van kinderen niet langer kunnen negeren. Veiligheid is een actueel onderwerp binnen de hedendaagse jeugdzorg en daarbij past ook adequate zorg voor een gezin waarin psychiatrische problematiek speelt. In de praktijk zal dat nogal eens leiden tot vrijwillige of gedwongen interventie in het gezinssysteem.

Wolfskwint beschrijft niet enkel wat het effect kan zijn op de verdere persoonlijkheidsontwikkeling wanneer je net zoals Steffie opgroeit in een gezin met forse psychiatrische problematiek en verstoorde verhoudingen tussen de ouders. Evenzeer laat dit boek zien hoe krachtig de betekenis is van het ouderschap. Toske, de moeder, blijft ondanks alle tegenwerking, pogingen ondernemen om in contact te komen met haar kinderen. Die kracht wordt tevens zichtbaar in de conclusie die de hoofdpersoon aan het einde van het fraai geschreven boek trekt: ‘Mijn moeder was de enige die zonder voorbehoud van me heeft gehouden. Al die jaren dat ze opgesloten zat, bleef ze in haar kinderen geloven’.