Voor ouderbegeleiders & opvoedondersteuners

Angst voor de dood

Gedrieën fietsen we door de stad op weg naar een film als onderdeel van het dagje uit omdat ik jarig ben. We zijn net een druk kruispunt gepasseerd als Tjeerd naast me komt fietsen en zegt: ‘Mama, nou ik Web van inkt uit heb, ben ik niet meer bang voor de dood.’

Hè … onze Tjeerd – bang voor de dood?! Ik wil eigenlijk afstappen, maar trap verbluft verder. Zeven jaar oud en bang voor de dood? Moest ik dat weten? Ja, mijn moeder is vorig jaar overleden, maar… Of is er iets anders geweest met ‘de dood’? En ben ik geen goede moeder – dat ik niet weet dat mijn kind bang is voor de dood…?

En wat nu: er op doorgaan, of juist niet? De opmerking klonk als een mededeling; niet als de opening voor een gesprek. Ik kijk naar mijn fietsende zoon en zie geen aanleiding om nu op zijn opmerking in te gaan.

 

Web van inkt is het laatste deel van een trilogie van Cornelia Funke die zulke mooie kinderboeken schrijft, maar als het aan mij lag, had Tjeerd deze trilogie nog niet gelezen. Het leesgedrag van je kind heb je echter  maar ten dele in de hand. Hij is een vaardig lezer en af en toe struint hij als zevenjarige tussen de C-boeken – die voor tien jaar en ouder. Ik ga altijd mee naar de bibliotheek en probeer te selecteren: is dat boek niet te eng, te gewelddadig,  past het bij zijn belevingswereld? En een deel van de boeken lees ik zelf voordat hij ze mag lezen. Ik doe dat met plezier en zo kan ik een oordeel geven.

Hart van inkt, het eerste deel van de trilogie, vond ik ongeschikt voor mijn zevenjarige. Hij houdt van magie, draken, en spanning, en Hart van inkt past wel helemaal in zijn voorkeur. Maar ik vond het ook te spannend met ontvoeringen van de vader en doodsbedreigingen door een nietsontziende crimineel.

‘Nee, Tjeerd, voor dit boek moet je echt een paar jaar ouder zijn,’ en ik zet het terug in de bibliotheekkast. Een week later ligt Hart van inkt op Tjeerd’s schoolbank. Naïef als ik ben, was ik de schoolbibliotheek vergeten.

Verbaasd vraag ik zijn juf om uitleg. ‘Oh, dat kan hij makkelijk aan,’ antwoordt ze.

‘Ja, wat lezen betreft wel,’ antwoord ik, ‘maar hoe zit het met de stand van zijn emotionele ontwikkeling?’ Uit haar stilte maak ik op dat ze daarover niet heeft nagedacht… 

 

Gedane zaken nemen geen keer en dus heeft hij inmiddels de hele trilogie uit. Het zijn dikke pillen en we zijn een hele tijd zoet geweest. ’s Avonds lezen we voor en in de klas leest hij ook als hij zijn werk af heeft. In het laatste deel, Web van inkt, schetst Funke een inktzwarte wereld, er vallen veel doden en mensen keren ook terug uit de dood. Mijn man bekent dat hij het eigenlijk een gruwelijk boek vindt. ‘Ik weet het’, zucht ik, en we lezen gewoon verder. Onze zoon lijkt er op geen enkele manier last van te hebben. Geen nachtmerries of zo. Hij vindt het ook niet té spannend, want dat zegt hij wel en dan mogen we niet verder lezen. Dus we lezen door en zonder dat wij het wisten heeft hij daardoor een angst overwonnen waarvan wij niet wisten dat hij die had!

 

Toch bleef de opmerking van Tjeerd in mijn hoofd hangen. Moest ik er bij hem op terugkomen? Heb ik niet genoeg zicht op mijn kind? Kom, ik ga er eens over praten met een collega die ik ken als een goede luisteraar en die altijd zinnige dingen zegt over ouderschap.

‘Mmm, slim jongetje’, is zijn eerste reactie op mijn relaas.

‘Goede ouder’-ervaring nummer één heb ik al binnen: mijn kind is slim. Klopt: Tjeerd is een denker. Zijn hoofd staat nooit stil. Zijn mond ook niet. Hij legt eigen verbindingen en trekt conclu­sies waar wij als ouders versteld van staan. Maar het gaat altijd over dingen; slechts heel sporadisch zegt hij iets over gevoelens.

‘Hij geeft je alleen de eindconclusie,’ gaat de collega verder, ‘maar dat past bij jongens. Meisjes willen je nog wel eens meenemen in hun denkproces. Die doen dat anders. Ik zie precies hetzelfde bij mijn eigen zoons.’

‘Oh’, mompel ik, ‘zo had ik er nog niet naar gekeken… Jongensgedrag…’

‘Zo te horen wil hij er verder ook niet over praten. Voor hem is het klaar. En het is ook geen akelige conclusie – niet meer bang zijn voor de dood.’

 

Nu kan ik vanuit een breder perspectief naar Tjeerds mededeling kijken. Wat hem betreft is de zaak afgerond. Intussen zet dit jongetje mij wel buitenspel: als toezichthouder op leesgedrag, en als de sensitieve ouder die hem helpt bij het overwinnen van angst voor de dood. Zolang hij tot goede conclusies komt, is dat natuurlijk geen probleem, maar zal hij hulp vragen als hij ergens niet uitkomt? Voel ik dat dan aan?

Ik besluit om maar af en toe te laten vallen dat het fijn kan zijn om met mensen te praten, als je het zelf niet meer weet. Meer kan ik niet doen.

Parel van Panama